Blad1 10 Februari 1958
Pasen en ik moet een jaar of drie, vier geweest zijn : een zonnige ochtend en klaar om eitjes te gaan rapen. Plots een raar gevoel in de buik, dat overging naar mijn hoofd. Wat was dat nu ? Het deed geen pijn. Het was eigenlijk ook niet zo onaangenaam. Omdat de pret van Pasen al snel naderbij kwam, zweeg ik toch maar en dacht ik als kind : “waar maak ik mij druk om”. Na enige tijd (weken, maanden ?) : opnieuw die aura. Mijn reactie als kleuter : “verdomme, daar heb je dat rare gevoel in mijn buik en kopje weeral !”. Daar dit geregeld terugkwam, niet pijn deed, me niet hinderde …. dacht ik , dat dit allemaal eigenlijk bij het leven hoorde. Ik had nooit anders geweten. Een traantje, een lach hoorde er ook bij, niet ? Toch begon ik die rare gevoelens in mijn buik raar te vinden en op school wordt men nieuwsgieriger natuurlijk. Op een dag vroeg ik een kameraad of hij zich soms niet mottig voelde in zijne buik en kop tegelijk. “Ja” zei die “ik heb het soms weleens benauwd”. Oef, dacht ik, het hoort allemaal wel bij het leven en ik trok het me niet meer aan. Goede sport- en schoolresultaten zorgden ervoor dat pa en ma niets merkten en ik liep in het gehucht rond als het toppunt van gezondheid. Gezond of niet : toch bleven die aura’s me op de één of andere manier fascineren. Het werd precies bij het ouder worden ook intenser allemaal en dat zinde me niet. Zou ik toch maar eens niet naar de huisarts gaan ? Maar zou dat niet te belachelijk zijn ? Toch had ik het moment van de waarheid uitgekozen. Als hij een keer bij ons thuis zou zijn voor een vallingske zou ik het hem zeggen. En … hij kwam. Zeg, dokter, ik krijg soms zomaar van die rare kriebelingen in mijne buik en dan trekken die naar mijne kop !!! Ik heb dat mijn hele leven al (ik moet zo’n tien jaar geweest zijn). Wat is da nu eigenlijk ?? De dokter en mijn moeder keken mekaar aan of ze het in Keulen hoorden donderen. “Jongske, kunt ge goed volgen op school ? Hebt ge hier pijn en hebt ge daar pijn ? Bla…Bla…Dan zal het wel nikske zijn.” Mijn moeder gerustgesteld en ik blij natuurlijk, nogmaals met de gedachte, het zal wel bij het leven horen. Zo rolde ik zoetjesaan de puberteit in. Steeds met de gedachte : och die absences, die zullen wel bij iedereen voorkomen. Uiteraard wist ik toen nog niet, dat het absences waren en kon ik zelfs een rijbewijs behalen …… Intussen was ik 18j. geworden, een rustige zaterdagochtend : we waren gaan winkelen in een kledingwinkel en ik zat in de living met vader. Dat weet ik maar al te goed. Plots kwamen die rare gevoelens in de buik weer op. Ik maakte me niet bang. Ik kende dat … maar … ik werd wakker in de ambulance. Wat was dat nu ? Moeder zat bij mij te wenen. Een verpleegster erbij en recht het ziekenhuis binnen. Hoe was dat mogelijk ? Er was toch niks gebeurd ? Achteraf hoorde ik vertellen, dat heel de straat op stelten stond en dat papa dacht, dat ik aan het sterven was. Die was helemaal van slag. Ik was nog redelijk gerust in de affaire want ik had zo het gevoel hoe het gekomen was en ik was ook niet dom. Dus ik hield me maar van de domme en liet de neurologen hun werk maar doen : RX-foto’s, ruggemergpunctie, onderzoeken enz… Toen de specialisten bezorgder begonnen te kijken en het woord “scanner” in hun mond namen begon ik op de één of andere manier schrik te krijgen en werd ik wat loslippiger. Het verplegend personeel, dat me als dorpsgenoot kende, kwam ’s avonds eens gedag zeggen rond mijn bed en toen besloot ik te zeggen (gelukkig maar), dat ik voor ik in de ambulance lag van die rare gevoelens in mijn buik had en nadien niets meer wist en dat ik die afwezigheden eigenlijk mijn hele leven al had, maar dat niemand dat wist.
Blad1 |